Tijdsindicatie

graph

De eerste indicatie voor de ouderdomsinschatting is gebaseerd op de vermoedelijke plek waar de vondst samen met het zand is opgezogen uit de bodem van de Noordzee. Gedurende de aanleg van Maasvlakte 2 zijn alle trips van de baggerschepen nauwkeurig bijgehouden. Tijdens iedere trip is genoteerd op welke diepten zand is opgezogen. Tijdens het zandwinnen volgen zuigmonden de glooiing van de bodem van de zandwinlocatie. Voor iedere trip kan zodoende worden vastgesteld hoeveel zand op elke afzonderlijke diepte is gewonnen. Tijdens de reis werd bepaald waar het zand aangebracht moest worden. Fijn zand werd vooral gebruikt aan de binnenkant om terreinen op hoogte te brengen, grof zand aan de buitenkant omdat dit beter blijft liggen in de branding. Ook hiervan is de administratie zorgvuldig bewaard. Op basis van al deze gegevens kan dus van iedere plek op het strand herleid worden, waar uit de Noordzeebodem het zand vandaan komt. Omdat de vondsten in het zand zijn meegevoerd naar het strand kan zodoende een aanname worden gedaan over de diepte waarop het in de zeebodem heeft gelegen.

Spreiding windiepte vondstlocatie

Op basis van de gegevens die tijdens de zandwinning zijn vastgelegd kan voor iedere locatie op het strand een figuur worden gemaakt zoals het voorbeeld linksboven. Dit is een afgeleide van een zogenaamde box en whisker plot, waarin een procentuele verdeling wordt weergegeven van data tussen een minimum en een maximum. In dit figuur geeft de verticale oranje streep weer tussen welke minimum en welke maximum diepte het zand op deze locatie is gewonnen. De horizontale streep, ook wel de mediane diepte genoemd, laat zien rondom welke diepte het meeste zand is gewonnen. Op dieptes daarboven en -onder is verhoudingsgewijs minder zand gewonnen gedurende de trip. In het groene rechthoek zijn de diepten af te lezen waarop 50% van al het zand op deze locatie is opgezogen. Het blauwe rechthoek, waar dit boven en onder het groene rechthoek uitkomt, geeft de diepten weer waar 20% van het zand van afkomstig is. De laatste 10% is verdeeld over de diepste en minst diepe windiepten. De kans is aannemelijk dat jouw vondst van de diepte komt waarop verhoudingsgewijs het meeste zand van de vondstlocatie is gewonnen.

Bodemlagen zandwingebied

In het rechter figuur is weergegeven welke lagen zich in de Noordzeebodem bevinden, ter hoogte van het zandwingebied. De zandlagen zijn ontstaan in verschillende perioden in de geschiedenis. Zoals de figuur laat zien liggen de lagen niet netjes bovenop elkaar. Net als nu hadden landschappen in vroeger tijden glooiingen. De windiepte zegt daarom niet in alle gevallen met zekerheid iets over de ouderdom. De verdeling van lagen over de verschillende diepten komt voort uit onderzoek in de Noordzeebodem en is gebaseerd op boorkernen die daarvoor zijn gemaakt. De rechter figuur is een interpretatie van meerdere tabellen uit de rapportage van Busschers et al. (2012).

Eerste inschatting

De indicatie die op deze wijze wordt gegeven is een eerste inschatting. Hierin zit een aantal onzekerheden. Zand aangebracht op het strand kan tijdens het werk met bijvoorbeeld bulldozers zijn verplaatst. Maar ook de wind en branding kunnen verplaatsing hebben veroorzaakt. Daardoor kan de herleiding naar een bepaalde trip van een baggerschip onjuist zijn. Ook is het mogelijk dat materiaal in de zandwinput is verplaatst, bijvoorbeeld doordat het van de rand naar beneden is gerold. Zand gewonnen op een bepaalde diepte kan dus materiaal uit minder diepe lagen bevatten. Bovendien zijn er diepten waarop meerdere lagen voorkomen. Een vondst gelegen op een diepte tussen de 28 en 29 meter bijvoorbeeld, kan zowel uit het Holoceen, het Midden Weichselien als uit het Vroeg Weichselien afkomstig zijn. Daarom wordt de eerste indicatie ook bekeken door de expert die jouw vondst determineert. Op basis van zijn bevindingen wordt de tijdsindicatie mogelijk bijgesteld.